Steeds meer studenten willen ondernemer worden

Bijna een kwart van de studenten zegt ondernemer te willen worden. Een kleine 40 procent van deze studenten is bezig met het opzetten van een bedrijf

of heeft al een bedrijf. Dat blijkt uit het onderzoek Onderwijs en Ondernemerschap van het onderzoeksbureau EIM.

Vruchten afgeworpen
Demissionair staatssecretaris Marja van Bijsterveldt stuurde de resultaten naar de Tweede Kamer. Ze vindt dat het Actieprogramma Onderwijs en Ondernemen, dat in 2007 in gang werd gezet, zijn vruchten heeft afgeworpen. Dat programma stimuleerde instellingen in het voortgezet, middelbaar en hoger onderwijs om meer aandacht te besteden aan ondernemen. Dat is volgens Van Bijsterveldt ook gebeurd.

Beroepswens
Bijna tweederde (62 procent) van de studenten stelt dat het ondernemerschap een belangrijk deel van hun beroepswens is. Dat is een verdubbeling in vergelijking met drie jaar geleden, aldus Van Bijsterveldt.

AFM-topman: “Vasthouden aan bankbelang geen houdbare praktijk”

“Om de vertrouwenscrisis te doorbreken hebben financiële instellingen maar één keus:

zij moeten het vertrouwen van klant ook echt in alle gevallen waarmaken. Maar dan moet je er ook voor kiezen om alleen te willen verdienen aan echte toegevoegde klantwaarde én niet te willen verdienen aan onwetendheid, intransparantie of inertie van de klant.”

Dit zei AFM-topman Hans Hoogervorst in zijn speech tijdens de ledenvergadering van de Nederlandse Vereniging van Banken. Volgens Hoogervorst moeten banken “snel en doortastend het klantbelang centraal zetten”. Wat de AFM-topman betreft kunnen banken “morgen al stoppen met een aantal storende praktijken”. Hij wees in dit verband op “dakpanconstructies bij sparen, waardoor bestaande klanten lage rentes krijgen”, “hoge prolongatierentes bij hypotheekverlengingen”, ondoorzichtige tipgelden en matig renderende huisfondsen. Bij de productontwikkeling zouden banken een eenvoudige vuistregel moeten hanteren: alle producten en de distributie dienen “nuttig, kostenefficiënt, veilig en begrijpelijk” te zijn. Volgens Hoogervorst is de balans tussen verkoopdoelstellingen en klantbelang bij veel instellingen nog niet goed afgesteld. “Banken zullen daarom zelf de kwaliteit van de advisering moeten controleren: consistent, grondig en met het belang van de klant voor ogen.” De cultuurverandering die op gang moet komen vraagt om “een juiste ‘tone at the top’ en goed voorbeeldgedrag van bestuurders”, meent de AFM-topman. “Een andere belangrijke hefboom voor verandering is de aansturing en de beloning van medewerkers van hoog tot laag. Je kunt niet verwachten dat het gedrag van medewerkers gericht is op klantbelang, als ze ondertussen impliciet en expliciet beloond worden voor het realiseren van eigen belang.”

DSB heeft ondergang vooral aan zichzelf te wijten

Haar val heeft DSB vooral aan zichzelf te wijten, aldus het vanochtend gepresenteerde rapport Scheltema.

“Kern van de problematiek bij DSB”, aldus de commissie, “was gelegen in de eenzijdige en weinig professionele wijze waarop de bank werd geleid en het beleid werd vormgegeven. Haar verdienmodel was te commercieel en niet gericht op het belang van de klant. DSB Bank heeft ook niet voldoende oog gehad voor de eisen van prudent bancair beleid.” De Nederlandsche Bank (DNB) en in mindere mate de AFM hebben wel steken laten vallen, meent de commissie die naar aanleiding daarvan een aantal aanbevelingen doet. Echt ervan langs krijgen de toezichthouders echter niet. De commissie: “DNB heeft de gebreken in de bedrijfsvoering van DSB ten tijde van de vergunningverlening in 2005 onvoldoende onderkend. DNB was bij het lopende toezicht te weinig doortastend. De AFM heeft in het algemeen adequaat op DSB toegezien; wel had de AFM op gezette momenten slagvaardiger kunnen optreden.” De commissie meent onder meer dat er in de wetgeving “meer mogelijkheden moeten worden opgenomen om niet alleen de geschiktheid van individuele bestuurders te toetsen, maar ook de professionaliteit en evenwichtigheid van de organisatie als geheel. Ook in het toezicht zal de governance en de daarmee samenhangende cultuur van de bank een meer centrale positie moeten krijgen”.